Digitale toegankelijkheid: EN 301 549 en WCAG
Als je een website laat onderzoeken met als doel conformiteit aan EN 301 549 / European Accessibility Act (EAA), dan gelden naast WCAG extra eisen. In dit artikel worden die extra eisen beschreven. Let op: dit is niet een uitputtende lijst, maar gaat in op de meest gangbare situaties voor websites.
Sinds de inwerkingtreding van de EAA zijn bedrijven die diensten of producten aanbieden die onder die wet vallen (European Accessibility Act – Wat betekent het voor jou?) verplicht om deze toegankelijk aan te bieden. Dat is een mooi streven, maar hoe weet je nu als bedrijf of je een toegankelijke dienst levert? Er wordt in de EAA niet precies verwezen naar een specifieke standaard of norm waar je aan moet voldoen, maar wel algemeen naar ‘geldende EN normen’ op dit toepassingsgebied en daar is er maar één van: EN 301 549.
EN 301 549 is van toepassing op “ICT-producten en diensten”. Dit is zodanig breed, dat voor elke ICT-product of dienst die je als organisatie aanbiedt, en die valt onder de EAA, de EN 301 549 de norm is waar je aan moet voldoen. De norm bestaat uit verschillende toepassingsgebieden. Elk in een eigen hoofdstuk. Vaak bestaat je dienst namelijk niet alleen uit een website, maar ook uit documenten, video, een app, handleidingen etc. De eerste stap in conformiteit met EN 301 549 is dan ook bepalen welk toepassingsgebied voor je dienst geldt. Voor de meeste onlinediensten zijn er dus meerdere hoofdstukken die van toepassing zijn of kunnen zijn.
We lichten hier de belangrijkste hoofdstukken toe:
Hoofdstuk 5 – Generieke eisen
EN 301 549 hoofdstuk 5 bevat generieke eisen voor alle ICT-producten en diensten. Omdat de eisen generiek zijn, zijn deze ook van toepassing op bijvoorbeeld websites. Vergeleken met WCAG 2.1 zijn hier voor websites aanvullende eisen met betrekking tot biometrie en sneltoetsen.
Hoofdstuk 6 - ICT met tweerichtingsspraakcommunicatie
EN 301-549 hoofdstuk 6: Als je website een chatmodule bevat waarin bezoekers via spraak kunnen communiceren met (bijvoorbeeld) een klantenservice, dan bevat hoofdstuk 6 aanvullende eisen die niet in WCAG staan. Hierbij kan je denken aan een eis die voorschrijft dat, zodra je kan voice-chatten, je ook gelijktijdig via tekst moet kunnen chatten. Door de combinatie van tekst en stem aan te bieden, zorg je ervoor dat gebruikers met auditieve beperkingen ook van de voice-chat gebruik kunnen maken.
Hoofdstuk 7 – ICT die video af kan spelen
EN301 549 hoofdstuk 7: De meeste websites bieden video’s aan, dus het zal vaak voorkomen dat je als organisatie aan de eisen in dit hoofdstuk moet voldoen. Hoewel de eisen veel lijken op de WCAG 2.1 succescriteria, zijn er ook verschillen waarin EN 301 549 verder gaat dan wat in WCAG verplicht is. De belangrijkste eisen gaan over het aanbieden van ondertiteling. Ondertiteling en audiodescriptie moeten als losse laag in de video worden aangeboden die aan- of uitgezet kan worden; “ingebakken” ondertiteling is dus niet voldoende. Dit stelt zowel eisen aan de capaciteiten van de videospeler die gebruikt wordt op de website, als aan de videocontent. Op pagina's die als belangrijkste taak het “afspelen van een video” hebben, geldt nog een extra eis. Daar moet de knop die de ondertiteling of audiodescriptie aan- en uit te zet, op hetzelfde “interactieniveau” beschikbaar zijn als andere besturing. Dit betekent dat de knoppen “cc” (ondertiteling) en “ad” (audiodescriptie) tegelijk zichtbaar moeten zijn met de “play/pause” knop.
Hoofdstuk 9 – Web
EN 301 549 hoofdstuk 9 is van toepassing op websites. De eisen van WCAG 2.1 zijn overgenomen in dit hoofdstuk. Als je aan WCAG2.1 voldoet, voldoe je aan de eisen in dit hoofdstuk.
Hoofdstuk 11 – Software
EN 301 549 hoofdstuk 11 bevat voornamelijk eisen voor software (waaronder apps). Voor dit hoofdstuk is het belangrijk dat je browserinstellingen die gebruikers zelf hebben ingesteld (zoals bijvoorbeeld hoog-contrast, ander lettertype, etc) overneemt op je website. In de praktijk betekent dit dat je de waarden die de browser meegeeft niet moet blokkeren. Daarnaast bevat dit hoofdstuk ook eisen voor websites die andere websites maakt, zoals een CMS (“authoring tool”).
Hoofdstuk 12 - Documentatie en ondersteunende diensten
EN 301 549 hoofdstuk 12: Als er specifieke instructies zijn met betrekking tot je website (of app, of product), documenteer die dan op een, voor de gebruiker, makkelijk vindbare plek. Deze documentatie moet natuurlijk zelf ook toegankelijk zijn. Daarbij is het ook belangrijk dat ondersteunende diensten (zoals een helpdesk/callcenter) die specifieke instructies kennen en dit ook delen wanneer er vragen zijn die met toegankelijkheid te maken hebben. De communicatiekanalen van de helpdesk moeten ook toegankelijk zijn (dus bijvoorbeeld telefoon (voice) en chat (tekst).
Waarom een WCAG-onderzoek niet genoeg is
De internationale richtlijnen voor webtoegankelijkheid (WCAG) bieden een solide basis om websites toegankelijker te maken voor mensen met beperkingen. Het volgen van WCAG zorgt ervoor dat webcontent beter bruikbaar wordt voor een brede groep gebruikers. Toch dekt WCAG niet alle eisen die voortkomen uit wetgeving zoals de European Accessibility Act (EAA). WCAG richt zich primair op webcontent, terwijl EN 301 549 aanvullende eisen stelt voor andere aspecten, zoals software, documentatie en ondersteunende diensten. Met alleen een WCAG-onderzoek ben je er dus niet!
Hulp nodig? Laat je website onderzoeken door experts
Wil je meer weten over de European Accessibility Act weten, of je eigen website laten onderzoeken op EN301549, schakel dan een van onze experts in! Info@accessibility.nl
Tags
- Digitale toegankelijkheid
- European Accessibility Act
- WCAG-richtlijnen
Zie ook
-
Skiplinks: sneller en toegankelijker navigeren
TechniekDigitale omgeving
-
Is jouw website al toetsenbordtoegankelijk?
TechniekDigitale omgeving